Het zijn de rituelen en nieuwe gebruiken die hen opvolgen. Van
het zitten in de harde kerkbank naar de zachte kussens

van waaruit we het Weihnachtsoratorium beluisteren, van de volle
borden op de heupen van mijn moeder naar de bonus-

aanbieding van de super, van die ene sinaasappel en het boekje
van W.G. van der Hulst naar een in goud verpakt

overlevingspakket dat een kerstman zonder rode muts brengt. Van
twintig keer overleggen voordat iedereen bij elkaar zit

tot één appje met de juiste tijd, van een ladderende panty naar die
feestbroek met de rits open, van het omhoog staren naar

ster of wel heel hoge boom naar de bladzijden van een nieuw boek,
de foto’s met de bewijzen van vroeger, van samen zingen

naar die ene stem in het koor die door alles heen verstaanbaar is
en in onze taal de troost brengt en haar ontroering.