De twee struinen door mijn leven. Nu is dat iets van drie
vierkante meter en ze hebben de tijd. Handjes

op de rug en wijzend met hun vingertjes. ‘Ah, mamma’,
roepen ze of ‘is die al dood?’ naar mijn moeder

zaliger die de was aan de lijn hangt, ‘boe’ naar de koe die
ooit in het weiland stond maar nu geborduurd en

achter het hek, ‘ach’ naar hun eigen babylijfje en giechelend
naar oom D. die daar nog geen twee meter twee is.

Ik wil vertellen hoe hun mamma ooit mij vroeg of ik wel
een spijker in de muur kon slaan en of ze niet

haar pappa moest waarschuwen en vervolgens snoof aan de
tandpasta die ik in het gat smeerde maar ze slenteren

naar de uitgang. Rechtsaf staan de autootjes namelijk en
liggen de stiften klaar voor zonnetjes in de

linkerbovenhoek.