Een wereldvreemd sujet stelt een broedplaats voor die deze
stad al jaren mist, de stad zonder cultuur

waarvan de helft van de winkels leegstaat, verloedert. Ten
prooi is zij aan sloop of veiling, kauwende families,

vieze handen, woningnood, vuurwerk, brommertjes met
bakstenen achterop. De beesten in de

kinderboerderij stuiven uiteen en alleen op zaterdagmiddagen
zijn er oliebollen achter de kerk. De bibliotheek

vraagt nog steeds hoe ik heet, op de deurpost van mijn oude
huis zit nu gifgroene verf, er lijken routes

verlegd te zijn omdat de straten scheuren en alleen de jonge
bomen, nu nog in een net en tegen elkaar aan

gehurkt, zullen ruisen in de gaten die stoere mannen maken
in de straat waar ooit te hard gereden werd.