Toen zij kwam wist ik nog niets van het zonnestelsel, de
uitgestorven dinosaurussen, een schema anders

dan het lijnschrift, wel alles van Dylan, alleen zijn en buien
met onweer en grenzeloze liefde, althans

dat dacht ik. Toen zij er was, leerde ik zoveel bij. Koele,
lange vingers wezen op de zon en sterren, titels

van boeken die ik overgeslagen had, de som van alles en
dat zwarte gat. Terwijl ze alleen maar voor op

de fiets en mee had moeten zingen en het bos zich zou
buigen met druppende takken en veel gefluit.

Ze riep wel ‘boom’ maar ook ‘stop’, ze hield van de straat
en het lezen van bordjes, ze zou nooit verdwalen.

Grenzeloos was en is de liefde inderdaad. Toen zij kwam
was het nooit meer stil behalve misschien heel even

iets voor zeven.

 

 

(mijn eersteling, 36 vandaag)