Mevrouw Z. kom ik op straat tegen, mevrouw K. in de
eetzaal. De hal is raar leeg terwijl ze toch jaren

zich daar verzamelden, tas op schoot, kijkend naar de
automatische deuren en daarna achter mij aan.

Zodra we in onze ruimte zitten en de handen van mevrouw
Z. loslaten, mevrouw K. zich tot koffie beperkt,

de andere leden langzaam binnen wandelen, gedragen ze
zich. Ze zeggen het tegen zichzelf, ‘gedraag je’

maar mevrouw Z. zegt dat er veel is waar ze niet over wil
praten. Dat kan, zeg ik. Maar alles verandert

als er twee mannen gaan zitten in onze kring. Mevrouw
Z. zwaait met haar haren en mevrouw L.

corrigeert me als ik ze benoem als vreemde mannen.
Ze zijn alleen maar nieuw, zegt ze glimlachend.