Ook al scheurt de storm de flarden van een gesprek beneden
uit elkaar, komen slechts af en toe de vloeken

boven, de ruzie is angstaanjagender dan de wind zelf. Een
vrouw of twee staat bevroren in het perkje naast

de honden, een fietser schuilt tegen een hek, een auto is scheef
op straat gaan staan. Twee mannen lopen naar elkaar toe

en gaan weer uit elkaar, de een jong en onverschillig, de ander
oud, te oud om wat voor gevecht nog aan te gaan.

Een van de ergernissen is die staat van zijn. Zijn jaren geven
hem een bepaald recht dat de ander ontnomen wil

zien terwijl de jongste iets opeist waar hij vaag jaloers op is.
Ook onverstaanbare dingen kun je volgen.

De hoogte van de boomhut maakt mij veilig en toch vermoed
ik een ophoping in het portiek en deuren die opengaan.