Nergens leek het rustiger, vertrouwder dan daar in zijn halslijn.
En toch was alles nieuw, de bewegingen trager.

Alsof je een schilderij ontdekt dat al jaren aan de muur hangt,
nu pas ziet hoe de schaduw valt, mij vraagt wie

dat is, daar in het midden. Stil te blijven liggen maakt de herkenning
groter. Alleen het hoofd naar rechts misschien.

Dan slaapt hij al en bewaar ik het geheim fluisterend. De druk
wordt steeds zwaarder, mijn benen tintelen.

De nacht de dag binnen laten komen, koele lucht vanachter het
tikkende gordijn, stemmen van ver. Vragen waarop

geen antwoord. Lichter wakker worden en even denken aan een
andere ruimte, jaren geleden, hoe in een droom

je vader naar je zwaaide en je rennen wilde maar niet kon omdat
je benen in de natte grond bleven staan en jij te klein nog.