Hij is een puber daar, zij een aandacht vragende muts. Er
wordt heel veel gegeten, gevloekt, gestampt en

op de trap gerend (door haar) en overgegeven, geslapen
en treurig gedaan (door hem). Hij zal,

belooft hij daar, later haar voeden. Hij bedoelt dat hij voor
haar gaat koken maar zijn taalgebruik is zo

keurig dat het nu leest alsof hij haar in alles voorziet, niet
altijd exquise maaltijden. En dat heeft hij

natuurlijk ook gedaan, net zoals de andere twee. Geïnspireerd,
gedragen, voeten gekneed, rug gekriebeld,

getekend (iets uit proporties) en gekleurd (met balpen kom
je een heel eind). Maar nu hij trouw gaat beloven

en haar de bloemen opspeldt, weet ze niet zeker of ze dit
alles wel kan herhalen in het bijzijn van die derde.