Zoals er soms iets van de geur van seringen door de open deur
naar binnen komt of om de hoek de zomer, zo

verlangen we af en toe naar het mos onder onze voeten, het
dwalen in de tuin van vroeger, het lang

opblijven en slechts dat laken op ons bed, de klap waarmee
vliegen tegen de muur hun einde vinden, het ene

flesje oud bruin van mijn vader, zijn gaatjeshemd waardoor
het zweet, de beesten elders. Mijn mamma die

chocolade ijsjes toverde of verrassingen op de bodem van een
tomaat, de rabarberbladeren boven ons hoofd,

de handdoeken in het gras, een zakdoekje tussen haar borsten
en verder nauwelijks iets om het lijf en toch zo

verrassend koel. De fietsen tegen de schuur en dan laat nog
het dorp om en veel afstappen en klagen over de warmte.