Mevrouw Z. is de enige die vraagt of hij, ze knikt naar de lege
plek, is gaan hemelen? Ze is ook de enige die zegt

dat de wereld brandt of dat ik later niet in een verzorgingshuis
terecht moet komen. Ze is ook de enige waarvan

ik bij het weggaan denk haar niet terug te zien. Ik stel me een
ontsnapping voor via de regenpijp, de waszak

in de auto van de stomerij, onder het rammelend theewagentje
tussen de koekjes waaruit zij elke keer alleen

de paarse neemt, en zomaar zou ik haar niet kunnen missen. En
terwijl mevrouw K. het overneemt en over

de eerste paprika begint en hoe ze die urenlang had gekookt, zie
ik hoe mevrouw Z. haar favoriete knoflook in plakjes

op haar boterham snijdt, ergens in haar eigen huisje. De heer P.
tegenover haar en hoe ze hem voert.