Mevrouw K. staat opgebaard in haar kamer terwijl de rest
zich afvraagt waar ze blijft. Alles om haar

heen verdwijnt, de ruimte wordt ontmanteld binnen een
dag, een busje staat dwars voor de ingang.

De anderen denken aan een eigenwijze aktie van een ver
familielid en schudden hun hoofd, ouwe zooi

hoor ik ze zeggen maar ik zie de bloemetjesbroek waarmee
ze lang populair was. In de hal staan de rekken

uit de modeshow die bezig is, ik heb niets nodig, zegt meisje
K. Ze is sinds gisteren geen mevrouw meer, titels

zijn onnodig, beweert ze. Bovendien zit er geen kleur in de
honderden rokjes, er is niets dat bij elkaar past,

zucht mevrouw S. We hebben een tafel die wiebelt en een
hoofd dat zich daarmee bemoeit en het is lente.