Als je komt, zegt hij, kunnen we iets leuks doen. Ik dacht
dat het leuke was dat ik kwam. We verschillen

wel vaker van mening. Zo voeren wij volgens hem hele
processen, hij bedoelt dat we langzaam van

elkaar wegdrijven, ik noem het armoede, afwezigheid en
moeite. Hij zegt dat het is wat het is, dat bedoel ik

juist met die armoede, en geeft de voorkeur aan het restje,
zelf houd ik van lepels die over de bodem van

de pan schrapen en een ijselijk geluid maken. We gooien
niets weg. Komen is trouwens ook iets

anders dan blijven. De allerkleinste lief zegt dat hij liever
niet heeft dat ik kom omdat ik dan ook weer

ga. Tegen hem kan ik nog flemen dat ik altijd terugkom.
Die grote gelooft dat allang niet meer, tot morgen.