Nu we weer kunnen zien hoe monden zich trekken tot
streepjes, wolkjes stoom uit ronde gaten puffen,

mondhoeken omhoog bij twinkelende ogen passen en
ons niet meer ergeren aan neuzen die veel

te groot boven een lapje stof hun druppels verliezen,
brillen niet meer beslaan, lijkt het net of

alle bekenden verhuisd zijn en we elke keer af geweest
zijn bij het raden van welk onderdeel bij wie

hoort. Nu we geen elastiekjes meer zien om rode schelpen
die nog verder van het gezicht af zijn gaan staan,

geen bergjes afval naast de uitgang van de super, geen
halve maaltijden van onder de stof naar binnen

zien schuiven, en ook nog eens te dichtbij iedereen komen,
willen we eigenlijk meteen naar binnen en terug.