Het zwart van de ochtend is zoveel geruststellender dan dat
van de nacht. Je volgt de damp uit je half open mond,

wordt gegroet door die twee passanten, ziet hier en daar een
raam verlicht en weet dat er straks meer punten

zijn die herkenbaar vanuit de gaten opduiken. Je herkent veel
meer dan in die struikelende avond waarin je

weet dat het straks alleen nog donkerder zal zijn en jij nog niet
thuis, het rumoer om je heen is alles behalve

geruststellend. Je knijpt je ogen samen, voelt de handen in je
zak op je bovenbeen, duwt ze als het ware vooruit.

De hele dag dreunt je nog na, flarden van een gesprek, bijna
botsingen, boodschappen, een auto met

te hoge snelheid terwijl in die ochtend alles nog mogelijk is.
Alleen hij vertrokken uit dat warme omhulsel.