De heer R. verontschuldigt zich. Moet ik hier zijn, vraagt
hij herhaaldelijk, om pas als hij zit te kunnen

glimlachen. Ik hoor Adamo zingen, ‘vous permettez, monsieur’
en hoe mijn zusje vroeg of we op vakantie langs

zijn huisadres zouden kunnen rijden. Mevrouw V. denkt aan
het ene jaar Parijs en hoe ze nooit eerder iemand

op straat zag slapen. Mevrouw E. heeft rode vingers van de
aardbeien nog, ze zijn heel dik dit jaar.

Mevrouw de P. is nieuw en vraagt of ze met rust gelaten kan
worden, ze verstaat me niet zegt ze maar als ik een

vel op de melk beschrijf, roept ze opeens dat ze op de Overtoom
de flessen verkocht, de doppen glinsterend en later

omgevouwen om de spaken. Alles mag. Alleen mevrouw van W.
schuilt in de gang en praat over overbodig zijn.