De dag ligt heel groot voor haar, als een leeg veld waar het
wachten is op de voetballers, boterbloemen langs

de kant, lege bekertjes na afloop en chips zakjes naast de prullenbak.
Ouders ontbreken, aan de hekken geen gedrang.

Was ze eerst opgelucht, nu is ze bijna verlegen van die leegte,
ze weet niet wat te doen en nu ze gezegd heeft dat

ze niet thuis zou zijn, mist ze een gesprek, het koekje bij de
koffie. Alle boeken zijn al uit en ze heeft geen

zin in schoonmaken, in de trein is het zeker te druk en boodschappen
doet ze niet op zondag, in principe.

Ze denkt aan het boek dat ze las en waarom zij niet zoiets schrijft
en hoe of ze nu zou kunnen beginnen. Dan

gaat ze stofzuigeren en draait een wasje, bakt een ei en likt haar
lippen af. Het is nog maar kwart voor acht.