Iets kan tezelfdertijd verheugen en verontrusten. Soms fietsen
we om omdat we ons vergissen, soms doen we dat

voor de kuitspieren of om nog iets van deze stad te zien, soms
ook voert de weg naar heel andere kinderen. Op

een zondagmorgen zijn er meer moeders op pad, begeleid vaak
door een colonne renners in strakke outfit die zoevend

inhalen op het smalste stuk en dan uitwaaieren in kleur en bont
formaat. Als bagage hebben zij niets, wij een

uitpuilende wasmand waaruit we een detail verliezen, een laken
waar we zojuist nog een vlek uit haalden, een

sok met een banaantje als motief, het plakje cake voor bij de koffie.
Wij wijken af. Bij aankomst namelijk, waar dan ook,

wacht dat hongerig kind. In onze jaszak vinden wij later een briefje,
dat hij ooit doet wat wij nu deden, onvermoeid, heus.