Ze vraagt me hoe zijn stem klonk, ze weet het niet meer,
kunnen we afspreken zodat ik kan voordoen hoe?

Ik probeer wat maar zoals hij was hoor ik alleen, nadoen
kan ik het niet. Hij schoot, zeg ik, aan het

eind van elke zin de hoogte in. Een beetje zoals hij opveerde
en dan met een zacht plofje weer landde of

zoals hij lachte en dan zijn ogen groter maakte terwijl het bij
iedereen het omgekeerde is. Of ook wel hoe

zijn pupillen donkerder werden als hij zich van je afrolde,
bezweet en klaar maar dat laatste kan ik beter niet

vertellen. Is het niet gek, vraagt zij, dat je dat vergeet? En
ik denk ja, muts, ik vergeet niets maar ik schud

natuurlijk mijn hoofd en zeg dat het logisch is, zo lang geleden
alweer en teveel andere geluiden om ons heen.