Hoe klein je blijkt en kwetsbaar maar ook van een totaal andere
wereld als je tussen de honderden auto’s staat die,

met nummer voorzien en raampjes alvast open, langzaam optrekken
naar de mond van de enorme loods waarin tentjes

met plastic mensen je op orde van het cijfer controleren, hoofd
iets achterover en keel open, neusgaten opeens

enorm, en hoe wonderlijk als er dan een regenboog boven het
weiland zich deelt of een gesprek aan de kant van

het industrieterrein waar niets uitnodigend werkt dan een heel vroege
jeugdherinnering aan een eerste uitzendbaantje.

Het is een klote wereld, zegt er een, en een ander hoe hier vroeger
paarden renden. Een halve stadsronde lopen we

zomaar nog met een plastic sticker op borsthoogte waarvan we het
nummer niet eens kunnen tellen, een kind grijnst.