Als we allemaal geen vaste plek hebben, zou mevrouw de
Z. vaststellen, dan kunnen we gaan zitten waar

we willen. Dapper knikte ze met haar hoofd en de rest was
over haar heen gevallen, paardenstaart incluis,

de middag verliep in morrende chaos en toch was er na vijf
minuten niets meer aan de hand. Een beetje zoals

die ambulance die per abuis voor dit tehuis stond, een brancard
uit- en weer inlaadde met tien minuten speling

ertussen waarin de groep geprobeerd had te raden wie of er op
die brancard lag. Alles weerspiegelt zich namelijk

in de ruiten van de gang. Later zouden ze zeggen opgesloten
te zijn en dan ook nog afhankelijk van

het richtingsgevoel van de ambulancebroeder. Was het die ene,
probeert mevrouw K., in dat gele jasje?