Dat zijn dood moet worden verzonnen, zo ergens tegen
middernacht en het afwerpen van de dekens in,

tegenstrijdig met al die verlangens en scenario’s die elke
keer uitstel vragen en juist bevestigen wat niet

daar is, hij zo levend en heftig bewegend in mij, zou dat
schelen en me in slaap brengen?

Dat er gerouwd wordt en dan losgelaten, een paar goede
grappen nog, zij mag ook komen bijvoorbeeld,

zijn laatste colbert keurig over de stoel hangt en de schoenen
daaronder, zijn laptop verscholen onder de

mijne, zijn portemonnee op het nachtkastje, het horloge dat
stil is blijven staan, de auto op de volgende hoek.

Zijn moeder die even tegen mij botst, het te korte jurkje en dat
ach van ons allen alvorens we dromen over hem.