Voor half acht je huisvuil dumpen is ongeveer hetzelfde als
die droom stuksnijden, je schouders ophalen bij

zijn bewering dat hij je elke ochtend leest, een rok aandoen
die opwaait bij de minste beweging en marmeren

dijen tonen aan die vroege passant die talmt bij de lantaarnpaal
en niet weet welke afslag hij zal nemen. Voor

achten sowieso al weten hoe de dag verloopt, wat er mist nog,
wat je over zult slaan, wat er botst. Op het veldje

achter de vuilnisbak verzamelt het zich nadien, meeuwen pikken
verwoed nadat ze het plastic uiteen trekken, vliegen

op, krijsen naar de bewoners, de deur hiernaast vertoont diepe
sneden, er heeft iemand zich toegang verschaft,

de buurvrouw trekt een schoon bloesje aan. Ik schrijf haar een
kaartje dat omlaag dwarrelt in het trapgat.