Als je in een droom in eenzelfde vertrek komt als eerder,
volgestouwd met allerlei verzamelingen en

natuurlijk op de vlucht voor iemand, heb je dan de eerste
keer niet goed gekeken of heb je iets neergelegd

dat meegenomen had moeten worden, daar op die laatste
stapel rechts. Mij passeert een verkleedde lief

die dwingend zoekt, hij heeft een zoon bij zich die mijn
naam niet kent, noemt een kenmerk

van mij in de hoop dat mijn lijf gevonden wordt, heel nog,
om vervolgens een in zilverpapier verpakte

chocoladefiguur in stukken te slaan, een vage gelijkenis
met het zoet uit mijn mond. Er is

donkerbruin bloed dat vertrouwd zich langzaam een weg
baant tussen mijn benen, de vloer van beton.