Er is een vreemde afwezigheid in gevoel en aanraking, bijna
alsof de armen te zwaar zijn om hoog te houden,

vingers te stram om uiteen te gaan, iets in de coördinatie van
alles mist, een schroefje te stijf aangedraaid of

spoorloos verdwenen. Om van een afstandje toe te kijken en
niet meer in te kunnen grijpen, alles

speelt zich vertraagd in een andere hoek af, het verlies van
eigen snelheid ook en zelfs begrip, het was

echt in een andere tijd dat we elkaar troffen, liefhadden en
uiteengingen. We hebben de beelden nog en

god, wat hebben we veel geschreven. De tranen om dit alles
opgedroogd, wat wuiven in de verte,

stil staan op een hoek terwijl niets meer afgehaald wordt, het
uitzicht zelfs tot een smalle streep verworden.