De snelheid waarmee hij rijdt, de nonchalance waarmee hij
stuurt, speelt zelfs, is niets anders, alleen heb ik nu

zijn stoel vast en bidt hem luidop een andere route te nemen.
Ik herhaal steeds dat ik hier niet wil zijn, ik

hoor de vasthoudendheid in mijn stem, lichte paniek ook, hij
reageert niet. De buitenste baan op de snelweg

is voor hem, rechts van mij flitst het metaal maar ik concentreer
me op zijn golvend haar voor mij, die grote handen die

losjes liggen, ik leun tegen zijn rug, ik wil hier niet zijn, zeg ik.
Dan verschuift opeens de hele rechterkant,

de ondergrond wordt zacht, hobbelig remt de auto af en rijden
we in een weiland, dwars over gele bloemen.

Het gaat er niet om waar je wilt zijn, hoor ik hem zeggen, het
is wat je ziet onderweg en hoe je je hoofd draait.