Misschien is het kopen van een pak (ècht het was een uitverkoopje)
meer nog dan de belofte van doorgaan, een

afspraak nu eindelijk serieus te worden, publiek aan de voeten, licht
gericht op (iets anders dan de aflopende

kleuren of de maatstelling) en gepast het applaus in ontvangst te
nemen voor de jarenlange inzet. Of heeft het

te maken met de manlijke vorm van het ambacht dat in tegenstelling
tot ons wezen daar stoer staat te zijn en onvervaard

nog een regel of tien aan het repertoire toevoegt, zelden uitlegt wat
reden of herkomst is en zeker niet te bewegen is tot

navolging van regels, afstand of volume laat staan inhoud en conclusie,
vervolg of effect. Of waren we stiekem

jaloers op de man bij de uitgang die zijn hemdsmouwen oprolde maar
zijn broek in de plooi hield, het jasje uitspreidend op straat?