Mevrouw V. stuurt een kaartje. Ze heeft het over een pandemonium
en onze plaats daarin alsof het over een voorstelling

gaat die alleen maar glansrollen kent, vraagt of er voldoende eten
is en of ik niet de boeken die ik heb wil ruilen voor

suiker. Het handschrift is evenwel heel geruststellend. Onder de
postzegel vermoed ik een bloemetje en het lijkt

alsof de kaart weken tussen haar kleding heeft gezeten, ze zit weer
naast me en vult de ruimte met het Moederdagcadeau

van vier jaar terug. Ze weet nu wie er naast haar woont, met een bal
en zachte hockeystick kom je een heel eind en

wie had gedacht dat de kok zoveel fantasie had om een virusgebakje
te maken. De foto stond in het huisblad, hij

lachend daarboven. De volgende keer neem ik mijn romans mee en
wissel ze in voor zijn creatie en gok op houdbaarheid.