Alles lijkt minder vermoeiend dan vroeger. Alsof het bij elkaar
houden van gezinsleden op jonge leeftijd een kwestie

van nog korte armen was, hollen naar de hoek van de straat, kijken
onder de bank en voortdurend tellen en nu

alleen uit een soort tevredenheid bestaat waarbij zo nu en dan nog
hardnekkig wordt gewezen op de waarde van een

bloedband. Hetzelfde doet zich voor met woorden: toen buitelden
ze over elkaar en nu staan ze in een strak gelid

maar dat ik rijm is nauwelijks bekend. Honderd keer al keek ik
naar een open mond van de allerkleinste die mij

vanaf het scherm roept, kuiltjes in zijn wangen, alsof nu pas de rol
geaccepteerd is. Door wie, vraag je je dan af, en

je weet dat alle moeite van toen een puberaal verzet was tegen de
vaststelling van een status omdat je vooral vrij wilde zijn.