De meeste mensen, zei hij, beschouwen het als een soort retraite.
Ik dacht dat ik het beste na kon denken over

mijn leven als ik werk. Hoe doe jij dat, vroeg hij en ik antwoordde
stoer dat ik altijd nadacht, het hoofd overvol,

dat ik daarom schreef ook, dat er niets anders was dan gewoon en
ik alleen mevrouw de B. miste en de noodzaak

om af en toe weg te gaan, een schone broek aan te trekken, het
lijntje, zwart, in mijn ogen. Dat dacht ik wel,

zei hij. Hij kon naar buiten kijken en niets doen maar eigenlijk was
dat ook niet anders dan anders. Ik wilde nog

toevoegen hoe fijn het was dat we elkaar toch al nauwelijks zagen,
dan mis je dat minder, maar aan zijn stem hoorde ik

hoe warm hij was, hoe gretig en driftig, en dat hielp niet echt. Ik
deed de keukenkastjes vandaag, zei ik toen maar.