Ingebed door trage beelden staan de beide vrouwen tegenover
elkaar en wisselen zij hun woorden af. De een

weet er al langer van, kent de uitkomst en de troost, de ander is
nog niet helemaal overtuigd, ook niet van

zichzelf. De een geeft de redacteur die hen na afloop vragen stelt
nauwelijks antwoord, de ander verklaart op bijna

verontschuldigende wijze. Beiden kunnen niet anders. De kracht
van taal verbindt hun levens met die

van de toehoorders. Terwijl de storm buiten zijn eigen strijd voert,
de een haar honden nog even

loslaat, op de bank ploft en een glas wijn heft op zichzelf, vraagt
de ander of het goed was wat ze deed en controleert

de sloten van de deuren. De luisteraars knikken en komen zomaar
thuis, iets gaf hen vleugels, wind mee.