In de hal zitten de eersten met een bedauwd glas in hun hand en
heffen het zo ergens halverwege. Mevrouw de B.

draagt parels en mevrouw V. heeft haar roestbruine vestje aan zoals
altijd maar iets in haar haar geschoven, mevrouw

Z. staat achter haar rollator alsof ze op het sein wacht dat er straks
gewalst gaat worden, voor de zekerheid heeft

ze haar juwelenkistje op haar rijtuig staan, het zou best kunnen dat
mevrouw de B. dat geopend heeft. Ze zwaaien

naar me, hopeloos afgeleid door een enorme boom met pakjes erin,
en de schaal van de kok die een toren van ballen

draagt en een wolkje stoom. Als ik tussen ze in ga zitten, word ik
helemaal een van hen dus blijf ik lopen, tik

de goede wensen tegen de passanten, bewonder de zilveren nagels
van de activiteitenbegeleidster en wacht alleen op sneeuw.