Een vriend vraagt me piketpaal te zijn, hij verkleint het woord
zodat het misschien aantrekkelijker voor me wordt

of eenvoudiger. Ik krijg de functie hem te behoeden voor het uit
de bocht vliegen en mijn herkenningspunt zal

fungeren als begin van de week. Het is dat ik daar al sta, langs de
kant van de weg, maar onbewust van het werk

blijkbaar en niet vermoedend dat hij zijn snelheid zou opvoeren
of het zicht zou verliezen. Ik mopper wat

op de term, Jezus dan, roept hij, dat ik hem opvang en voortdurend
met mijn armen wijd hem behoed of thuisbreng.

Van de ene naar de andere aanduiding wordt teveel, verwachtingen
worden over het algemeen wurgende afspraken,

maar een vaste dag voor de koffie kan. Ik heb een whiteboard tenslotte
waarop hij in watervaste stift nu onder maandag genoteerd staat.