Alsof je jezelf als laatste kiest voor het aanvallend team, lang nog
in de rij staat van impopulaire klasgenoten, je

shirtje naar beneden trekkend en met de knieën tegen elkaar. Er
zijn altijd betere opties, sterkere kandidaten,

je hangt liever in de fietsenkelder en bietst een sjekkie of fietst
naar de stad, dat eeuwige opstaan ook en

moeten presteren, wind tegen, ook dat nog, zeven molens aan de
winderige dijk. Make up uitgelopen en iedere

keer eerst een plas, hoogrode wangen en de geur van zweet, een
briefje halen bij de conciërge, een grap niet

begrijpen, iets herhalen waarvan de strekking je onduidelijk is. De
bel horen en willen rennen maar zo waardig mogelijk

en zonder te struikelen door de lange gang waar jongens hurken
boven hun broodtrommel en boeren laten, keihard.