Het warm geworden schermpje tegen mijn oor en het liefste
woord gelispeld in haar straling is dichterbij dan

zijn lippen, mijn warme wangen, mijn half open mond, het
lachend gezicht op het vierkantje dat ik in mijn

handen houdt intiemer dan het hoofd in mijn schoot, benen
open, de ruis uit het toestel de plaat die wij

draaiden en vergaten om te keren, het gesprek de tekst die we
uit ons hoofd leerden en mee konden zingen.

De afstand gaat van jaren her tot nu, van de hoek hier tot het
scheve land daar, van onderop tot bovenaan, van

niet gehoord tot welverstaan, van altijd beter proberen te zijn
en te vergeten wat beloofd was en dan met een

grapje en een omweg toch terugkomen op, zelfs als ik hem in
de lucht houd of laat vallen en verbrijzel met mijn hak.