Tussen de reizigers op het perron zit een man onverstoorbaar
een ijsje te eten, zijn jas stevig dichtgeknoopt

negeert hij alle opmerkingen over kou en regen, het verkeerde
seizoen en hoe er over het algemeen niets klopt van

welke voorspelling dan ook. Een vrouw fotografeert haar
spiegelbeeld in de kiosk, er is een winnend koekje voor

een euro slechts en we moeten vijf minuten bijtellen voor de trein
naar A. Zwarte kraaien duiken vanaf

het dak naar de tegels, zomaar zijn er regels over benen die tussen
de sporen raken, een baby zoek. Een

conducteur met zangerig Limburgs accent slaat mijn uitgestoken
hand over, ik gebruik de conducteursvolgorde, zegt

hij, niets persoonlijks mevrouw. Zomaar ook zou ik tot onder de
rivieren willen gaan en mijn taal willen veranderen.