In een lentegroen hokje zit een ijverig ambtenaar met zwetende
handen te vernemen wat het poëzieklimaat in zijn,
ons stadje A. is. Misschien is dat wel kenmerkend voor het stadje
en voor het gevraagde klimaat: het begin van een
nieuwe periode waarin alle mogelijkheden nog op uitkomen staan
vermits het hem en zijn partij gegeven is en het
onbekende van een toestand voor een man die beslissingen mag
nemen waar vooral cijfers de doorslag geven. Heb ik,
vraagt hij, om een onderhoud gevraagd of deed hij dat? Het was
het laatste, een datum die steeds opgeschoven werd
naar het belang van de kwestie, ook dat is typerend. De vrouw
tegenover hem is bevlogen, constateert hij, er gaat
een raampje open. ‘U bent in uw eentje? Geen bestuur, vrijwilligers
of denktank? Maar het lijkt zo professioneel!’ Het
voelt niet als een compliment, daarna doen we – ik en mezelf –
nog harder ons best. We houden van de herfst.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x