Onder hen zijn er goedbedoelde adviezen, het moet toch
mogelijk zijn van dat moordend ritme af te wijken, dat
wurgend systeem los te laten, eindelijk te

zien hoe damp boven het weiland verdwijnt voor heldere
zonneschijn en de beesten allang gemolken nog wat
staan te dromen aan de kant. Niet dat

ik echt luister maar iets in mij verzet zich dan eindelijk
tegen het patroon uit al die jaren, het automatisme wordt
verbroken, nog meer dan anders denk

ik na. Koffie dan in de kamer, zien hoe schoolkinderen
in een lange sliert kleurig hun gymoefeningen al op de
stoep doen, ze niet alleen horen, uitstel

van die eerste zin of misschien beginnen bij de laatste.
Maar natuurlijk, zeggen zij, terwijl ik aarzelend meen
morgen, morgen toch weer gewoon

te doen als altijd: in een vloeiende beweging gedicht en
lijf, mens en dier, mist en zon, droom en verzet, daad
en verzuim nog voor hun ontwaken te verzamelen.