Hij viert het leven, vanmiddag, zegt hij, tussen vijf en
acht, en als ik ook kom hoef ik geen bevestiging

te sturen, er zijn is voldoende. Een laatste keer had hij
nog andere plannen, ik moest niet schrikken

maar omdat ik dat niet deed, ik knikte slechts, mag ik
erbij zijn. Volgens mij is er weinig verschil tussen

beide gebeurtenissen, alleen is het nu zomer en hangt
hij buiten lampions op en wiegen er zacht

reuze paraplu’s in verschillende kleuren. Hij zal zich
uit de keuken toveren en mij kleine hapjes

voeren, de wijn heeft nu ijsblokjes en insecten krioelen
uit protest aan onze voet, hij neuriet opnieuw

en ook zomaar dampen zijn ogen. Dit keer zal ik bloemen
meenemen, groot en roze en bijna open.