Alsof je zelf springt en het moment voor je landt opeens
de grond herkent, het gras lijkt wel het

tapijtje van je grootmoeder, je bent daar lang niet geweest
maar voelt plotseling je vinger over de

uitgesleten patronen, het ruwe rondom dat toen je heel
klein was nog meegaf en nu alleen maar

rechtop staat en onprettig voelt, onderweg kwam je ook al
een ruisend rokje van je moeder tegen dat

verscholen in een wolkje heel teder langs je oren trok, je
hoopte op een teken, welnu dit was haar

goedkeuring en dan val je in het geurend hooi dat uit elkaar
getrokken eerst nu bijeengeschoven wacht,

je neemt het mee in je haar en je lacht een beetje omdat je
helemaal nergens bent geweest dan daar.