Er zijn enorme, witte konijnen die languit op de grond
liggen, bijna onzichtbaar in de fijne sneeuw,

egeltjes die eten voorttrekken, grote vogels die in de
vlakte pikken, muisjes die bijna

onzichtbaar dingen verplaatsen, er ligt as op het pad
waarover ik met een kruiwagen loop, de

bomen buigen zich nog steeds over de route, de dode
houten pilaren zijn nog altijd de wachters van

en de tuin is dezelfde als toen al dringen zich nu huisjes
op aan de zijkanten. Mijn mamma is ergens

aan het begin, zij maakte me wakker maar als ik haar
terugzoek terwijl ik emmers vol water

naar achteren sjouw voor de beesten, is zij weg. Zo
is dat niet alleen in dromen zo: haar stem

horen maar niet de ranke gestalte erachteraan en nog
altijd een beetje bang voor de dieren.