Dit keer kniel ik. Eigenlijk verlies ik gewoon het
evenwicht. Met mijn handen vegend over

de natte, koude steen, laten de blaadjes van de dorre
takken los, hele bloemen verliezen zich,

vallen alsnog als rijpe vruchten uit elkaar, ik trek
mijn eigen sporen alsof ik het hek niet

meer zou kunnen vinden, het slingerend pad naar
mijn toren, het ritueel van

danken en bedenken, het kruisje dat ik voor hen sla.
Vergeten te vertellen hoe en dan toch nog

doe: buigend tot het haar hen schoon veegt, de hand
helpt, de adem zoekt, het lijf hen

tegemoet komt, mijn vader onhandig in zijn beweging,
mijn mamma watervlug, ik als fruit vallend.