Hij leest het wel maar herkent niet iedere situatie
waarin ik zit, het is net alsof hij

het raam wel openschuift maar iedere keer een ander
landschap ziet terwijl ik elke dag dezelfde

trappen neem en me omhoog hijs naast dezelfde
bomen. Bovendien zitten de omstandigheden

in mij besloten, hij kent mij niet. Dat is droeviger
dan het wel of niet lezen. Schouder

ophalend beweert hij het tegendeel. Vaak gaat het
ook niet over hem. Dat zal het zijn.

Geen botsend lijf, geen razend monoloog, geen rijtje
lotgenoten die eerst opgesomd dienen te worden,

geen huilend kind. Alleen dat onveranderde land
ergens aan mijn verre voeten.