Zij had het ook, ze wuifde het wat weg en grijnsde
daarbij, ze nam een slok nog en een

aspirientje, keek elke keer wie er belde en besloot
nooit meer op te nemen en verfde

haar haar rood. Dat van mij was al jaren geleden, ik
kon me geen grijns herinneren, wel die

vuurrode krullen en de stilte aan de lijn. Zij had er
twee, ik drie, haar hond schuifelde met

zijn buik over het tapijt, mijn kat hing over tafel. Er
zat gesmolten kaas in elke maaltijd, zachtheid

in room en boter, blazende porties en dezelfde troost
in het minutieus opschrijven. Het lezen was

die verbinding die we niet wilden met de buitenwacht
omdat we wisten dat we hetzelfde waren.