De dichter en zijn vrouw klimmen tot bovenaan,
al aarzelden zij even, en eenmaal
aangekomen, is het uitzicht van geen belang. Het
is de tafel die zij herkennen, de
zwarte kasten, het landschap van schilder H. en
de bomen van D. met daartussen
het naakte gezicht van K. Alle andere kunstwerken
staan op zolder en houden
wacht. Een beetje zoals onze woorden in een kring
om onszelf staan, altijd bereid
ons op te vangen, zeker onderaan immense treden.
Een beetje zoals we dat zelf doen:
klaar om onze vallende lichamen te behoeden voor
erger, kleur strooiend in het zwarte gat.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x