Om jou te voelen daar, zacht en zwaar en
duwend tegen mijn rug, je nestelend in al
mijn lakens, armen en benen

over mij heen, de hand nog alsof er van
ontsnapping sprake kan zijn, de vingers
uitgespreid en klemmend.

Om jou te horen daar, regelmatig ademend
en met zachte kriebelende wolkjes lucht in
mijn oor, stilgevallen eindelijk terwijl

ik nog probeer ‘help’ en ‘jaja’ en ‘weet je’
en mijn conclusies trek. Om jou te zien daar,
zonder te hoeven omkijken.

Om jou te voelen daar terwijl je er niet bent.
Om jou te horen daar terwijl je er niet bent.
Alsof de tovertruc gelukt is, jij

laat het publiek ontgoocheld achter. Er is
geen enkel bewijs, het gordijn wappert na
en ik aarzel te klappen.