Dat zo’n moeder vroeger zei ‘ga naar je kamer’
en dat ik daar dan zit, glas bobbelend

in de smalle zijruimte, benen wiebelend van de
bedrand, een halve boom in

het raam dat je zelf niet openen kon. Zij met
ingehouden buik langs de randen.

Geen tijd je in te stoppen, geen verhaaltjes voor
het slapen gaan, geen dankjewel

naar boven, met zaklantaarns spoken op het behang,
lichtvlekken onder de deurspleet.

Hoe zou ze genieten nu van tuimelende vensters,
neergehaalde muren tussen

goed en kwaad, dansende passen op verlengde
meters en alleen mij daar, zittend.