Nu de sporen weer zwart worden, het ansichtkaartje
blijkbaar is verstuurd, de lucht weer vol

van donkere vegen, is het tijd. Nu we niet meer met
vingers krassen tussen de sterren,

rondjes blazen als kijkgaten in ons venster, op onze
handen moeten zitten teneinde ze opnieuw

te kunnen bewegen, is het tijd. Nu we niet langzaam
moeten lopen meer, het hek

vastgrijpend en de laatste meter glijdend, behoedzaam
midden op straat onze weg vervolgend, nu

de vogels niet meer gered hoeven en de vacht van de
hond weer zacht wordt, aaibaar bijna,

nu dan is het tijd. Hoge stappen makend, ons huis op
de rug, zwaaiend naar de achterblijver.