De uitgever in ruste dreigde met het lezen
van de wereld en hun eeuwig

commentaar, daarom wijzigde hij alvast
een zin van mij (‘voel het ritme’) en

was zo vrij het geheel te plaatsen zonder
mij in te lichten. Mijn boosheid

kon hij niet begrijpen. Ik had zijn maaltijd
genoten, zijn levensverhaal,

zijn paraplu, een kus bij de deur. Ik had
geen reden tot klagen. Als

straks die mensenmassa mij zou beoordelen,
was ik alvast voorbereid. Mijn

dankbaarheid uitte zich niet zoals hij zich
had voorgesteld. Gelukkig maar

dat hij zijn ambt al had neergelegd. Kon
ik ook niet wel aardig typen?