Dichter bij intimiteit komen we niet. De marktkoopman schuift een
stukje warme vis in mijn mond, zijn vrouw lacht

en zegt dat alles binnen deze vier muren blijft terwijl het tentdoek
wappert. De bijna dode vriend beweert dat ik hem wakker

gemaakt heb, het is half vier in de middag, ben jij ook al in bed,
vraagt hij, en de vingertjes van L. (7) liggen

uitvergroot op mijn kleurboek ergens overzee. Even heel gelukkig
zijn en tegelijkertijd niet. Niet zeggen dat het

te vroeg is, niet antwoorden, niet weten wat je precies doorslikt, niet
de tel bijhouden, niet je verschuilen binnen welke wanden

dan ook, dat bed op wielen, die lach, dat bijna niet meer aanwezig
zijn. Wat doen hersenen met een oude liefde, slaan ze

gewoon de jaren daarna over en vallen ze terug en hoezo klinkt een
stem nog even warm als toen, als dat stukje voer dat ik krijg?