De herkenningspunten van vroeger zijn opgegaan in een wirwar
van nieuwe straten, rotondes, tunnels en

overvolle velden zoals hij niet meer te kennen valt in speeches die
eindeloos duren en vooral gaan over die ander,

degene die het vaarwel moet uitspreken maar nauwelijks afscheid
nemen kan want het is onterecht, altijd te vroeg,

gruwelijk en onverdiend. Billen schuiven over de nieuwe kleur
groen, armen hangen over banken die vastgeschroefd

staan op het marmer, hoofden glijden weg, zo vallen wij op elkaars
schouder, god wat ruikt hij lekker, en het enige dat

we kunnen doen is grapjes maken over alles dat we onderweg zien.
We buigen het hoofd en schuiven in de rij op,

zoals de bladeren dansen buiten over het strookje gras en de benen
van de mensen voor ons, struikelend over dat van toen.